Het geheugen

Het geheugen

Het geheugen

Hamaker, C. & Busato, V.V. (2000)
Het geheugen
Serie Weten: Amsterdam University Press

Dit is een voorpublicatie uit Het geheugen Bestellen kan via www.aup.nl

Mnemonische technieken

Een beter geheugen, wie wil dat eigenlijk niet? De commercie speelt daar geregeld handig op in. Zo publiceerde het Nederlandse mannenmaandblad Men's Health onlangs een lijstje met smart nutrients (vitaminenpreparaten), die een positieve werking op het geheugen zouden hebben. Voorbeelden zijn piracetam, nicotinezuur, vasopressine en hydergine. Het zijn middeltjes die je gewoon bij de apotheek, drogist of tegenwoordig via Internet kunt verkrijgen. Of je geheugen er werkelijk beter van wordt, is de vraag. Waarschijnlijk word je wat helderder in je hoofd, en vitaminen zijn natuurlijk in de regel niet ongezond. Op televisie was enige tijd geleden een reclame te zien voor een cursus van ene Kevin Trudeau, de zogeheten Mega Memory Technology, waarmee iedereen spectaculair zijn geheugen kon verbeteren. Een prijzige cursus, waar in de Verenigde Staten overigens al snel niet meer voor mocht worden geadverteerd, en dat zal niet alleen vanwege de aalgladde presentatie zijn geweest. Maar zou het echt zo simpel zijn als het slikken van een pilletje of het kopen van een dure cursus? Kunnen mensen hun geheugen eigenlijk wel aanzienlijk verbeteren? Wat zegt de wetenschap hierover?

Mnemonische technieken zijn manieren of strategieën die je kunt gebruiken als hulpmiddel om informatie beter te onthouden. In de volksmond worden dergelijke technieken ook wel ‘ezelsbruggetjes genoemd'. Bekende voorbeelden daarvan zijn via de knokkels van je hand bepalen welke maand dertig en welke eenendertig dagen telt, de afkorting T-V-T-A-S om de volgorde van de Waddeneilanden (Texel-Vlieland-Terschelling-Ameland-Schiermonnikoog) te onthouden, of het zinnetje Piet Koopt Hoge Schoenen waarvan de beginletters corresponderen met de volgorde van de Amsterdamse grachten (Prinsen-, Keizers-, Herengracht, Singel). Dit soort trucjes zijn doorgaans alleen bruikbaar voor het specifieke doel waar ze bestemd voor zijn. Bovendien moet je óók onthouden hoe dat ezelsbruggetje in elkaar steekt! Uit de wetenschappelijke literatuur zijn echter ook wat meer algemene technieken bekend. Hier zullen de PQRST-methode, de methode van loci, de kapstokmethode en de sleutelwoordmethode kort worden toegelicht. De PQRST-methode, zoals beschreven door Atkinson et al. (1996), is ontwikkeld om (studie)teksten beter te bestuderen, met als doel deze ook beter te onthouden. De letters verwijzen naar de vijf fasen van deze methode: de P staat voor Preview (oriëntatie), de Q voor Question (vraag), de R voor Read (lezen), de S voor Self-Recitation (het overhoren van jezelf), de T voor Test (testen). In de oriëntatiefase bekijk je bijvoorbeeld hoe een tekst is opgebouwd, blader je er rustig doorheen, geef je wat extra aandacht aan koppen en andere in het oog springende tekstuele kenmerken, je leest de samenvatting als die erbij zit. In de vraagfase formuleer je op basis van die oriëntatie alvast een aantal vragen waarop je antwoord wil. In de leesfase lees je het materiaal zo nauwkeurig mogelijk, met in je achterhoofd je geformuleerde vragen. In de overhoorfase probeer je voor jezelf de belangrijkste punten per paragraaf of sectie bijvoorbeeld hardop te herhalen. In de testfase ga je uiteindelijk voor jezelf na of je de hele tekst en de verbanden die je erin hebt ontdekt in voldoende mate kent. Deze methode of aanpak organiseert en ordent, dwingt je derhalve tot een bepaalde mate van verdieping, en oefent het ophalen van wat je hebt geleerd. Een Nederlandse versie is de VLOT-methode: Vragen (en oriëntatie), Lezen, Overhoren, Toetsen.

Een andere mnemonische techniek is de methode van loci (plaatsen). Deze methode is gericht op het vormen van visuele voorstellingen, die je verbindt aan bekende plaatsen, zoals je huis of de weg van je huis naar je werk. Deze methode zou zijn uitgevonden door de klassieke Griekse dichter Simonides (Yates, 1999). Na het voordragen van een gedicht tijdens een feestmaal werd hij weggeroepen. Vervolgens stortte het dak in van de locatie waar dat maal werd gehouden. De slachtoffers waren zo verminkt dat ze niet meer geïdentificeerd konden worden. Simonides herinnerde zich echter de plaatsen (‘locus' is het latijnse woord voor plaats, meervoud ‘loci') waar iedereen had gezeten en was zo in staat de slachtoffers te identificeren. Dat bracht hem op het idee deze methode ook voor andere doeleinden te gebruiken. Zo geven Atkinson et al. (1996) het voorbeeld dat je het boodschappenlijstje brood, eieren, bier, melk en ham via deze methode kunt onthouden door je voor te stellen dat je je huis binnengaat. Je plaatst de boodschappen in gedachten op plekken in je huis en het geeft niet dat het resultaat een bizar beeld is. Op de voordeur hang je bijvoorbeeld een snee brood, in de hal hangt als lamp een ei, er staat een blikje bier in de boekenkast, op de tv is net een reclame over melk, en de gordijnen zijn gemaakt van ham. Je herinnert je die boodschappen vervolgens door een denkbeeldige wandeling door je huis te maken. (Zo'n boodschappenlijstje kun je natuurlijk ook even opschrijven.)

De kapstokmethode wordt gezien als een handige methode om losse dingen te onthouden. De kapstok zelf is dan vaak een of ander rijmpje, waaraan die betreffende dingen dan als het ware ‘opgehangen' kunnen worden. Een voorbeeld is een oud rijmpje waarmee je het getal pi kunt onthouden door het aantal letters van ieder woord te tellen: ‘Wie u kent, o getal, eerbiedig en gepast, bezit ook hoger wijsheid, ankervast.' Pi is dus 3,141592653589.

De sleutelwoordmethode kun je gebruiken om woorden of begrippen met elkaar te associëren. Vaak wordt deze methode toegepast bij het leren van woorden uit een vreemde taal. Uitgangspunt is dat een woord dat je moet leren, of de klank ervan, je doet denken aan een bepaald Nederlands woord (het sleutelwoord). Raaijmakers (1984) geeft een aardig voorbeeld van een toepassing van deze methode. Stel, je moet een lijstje met Russische woorden leren. Dan kun je sleutelwoorden proberen te vinden die met de klank van het te leren woord overeenkomen. De klank van het Russische woord voor brood is ‘chleb'. Dan kun je denken aan het sleutelwoord ‘klef', en de associatie ‘klef-brood' maken om de vertaling te onthouden.

Voor de PQRST-strategie geldt het wellicht minder, maar van de andere mnemonische technieken en ezelsbruggetjes kun je zeggen dat ze vaak omslachtig en kunstmatig zijn. ‘Toch blijken deze methoden al na een korte periode het herinneren van bijvoorbeeld een willekeurige reeks woorden sterk te kunnen verbeteren. Ze worden pas werkelijk effectief als men het gebruik ervan zeer lang en intensief oefent. Mnemonische technieken zijn dus geen wondermiddelen om de capaciteit van het geheugen en het vermogen om te herinneren te vergroten. Dergelijke wondermiddelen bestaan niet, zelfs niet in de vorm van een geheugenpil' (Wolters, 1998, blz. 97).

Het verbeteren van het geheugen is dus zo eenvoudig niet. Maar door langdurig te oefenen in het gebruik van mnemonische technieken kunnen opzienbarende resultaten bereikt worden, zoals blijkt uit het onderzoek van Chase en Ericsson (Chase & Ericsson, 1982; Ericsson, Chase & Faloon, 1980). In dit onderzoek fungeerde de derde auteur van het artikel, Steve Faloon, als enige proefpersoon. Hij was een gemiddelde student van hun universiteit én fanatiek lange afstandsloper. Aan het begin van het onderzoek was zijn geheugenspanne normaal: hij kon ongeveer zeven cijfers onthouden. Anderhalf jaar lang kwam Faloon gemiddeld zo'n drie tot vijf uur per week naar het laboratorium om zijn geheugenspanne te trainen, totaal 215 uur. Hem werden steeds langere reeksen cijfers aangeboden, die hij correct diende te reproduceren vordat met de volgende reeks werd verder gegaan. Faloon werd niet gecoacht, maar volledig vrij gelaten hoe hij die cijfers van buiten leerde. Uiteindelijk slaagde hij erin om zijn geheugenspanne uit te breiden tot maar liefst tachtig chunks. De crux van zijn aanpak was dat Faloon steeds probeerde patronen in de cijferreeksen te ontdekken: hij groepeerde cijfers als tijden op loopnummers. Een reeks als 2127 werd bijvoorbeeld 2 uur 12 minuten en 7 seconden, een toen snelle tijd op een marathon. Daarmee werden (voor Faloon) die vier cijfers in feite één betekenisvolle groep. De coderingen voor achtereenvolgende groepen cijfers bracht hij dan weer onder in een meer omvattend systeem en zo kwam hij tot zijn prestaties. Ondanks deze bijzondere prestatie, was de conclusie van de onderzoekers dat de capaciteit van het geheugen niet was toegenomen. Want toen SF aan het eind van de trainingsperiode gevraagd werd series letters te onthouden in plaats van cijfers, bleek zijn geheugenspanne voor letters niet groter te zijn dan het gemiddelde aantal van zeven. De basale geheugencapaciteit was niet toegenoemen; SF had alleen geleerd grote hoeveelheden informatie snel en doeltreffend betekenis te geven en in het langeduurgeheugen op te bergen.

Samenvattend: echt spectaculaire verbeteringen mag je van mnemonische technieken niet verwachten. Ze dienen om informatie beter te organiseren en te structureren. Dat helpt zeker bij het onthouden, iets wat de Gestalt-psychologen overigens in de jaren dertig reeds benadrukten. En wat tegenwoordig natuurlijk ook een handige strategie is: maak zo goed mogelijk gebruik van allerlei technische hulpmiddelen om informatie op te slaan. Denk aan voorgeprogrammeerde geheugens op een telefoontoestel, elektronische organizers, het gebruik van de spellingscontrole in een tekstverwerkingsprogramma omdat je die vreselijke nieuwe spellingsregels maar niet kunt onthouden, et cetera. Dat kan een hoop ruimte schelen in je geheugen voor andere zaken.