Het geheugen in een notendop

Het geheugen in een notendop

Het geheugen in een notendop

Busato, V.V. & Hamaker, C. (1999)
Het geheugen in een notendop
Amsterdam: Vossiuspers / Amsterdam University Press

Dit is een voorpublicatie uit Het geheugen in een notendop.
Bestellen kan via www.aup.nl

1. Algemene kennis over het geheugen
1.1. Hoe werkt het geheugen
1.2. Een korte historische schets van de geheugenpsychologie

1. Algemene kennis over het geheugen

Met zijn herinneringen ging hij om als een vader met zijn talrijke kroost: zij kwamen hem ‘s avonds gezelschap houden en deden hem lachen of somber voor zich uit staren (Uit: Het verboden Rijk, van J. Slauerhoff)

Er bestaat een verhaal over Amerikaanse soldaten die tijdens de laatste wereldoorlog landen op een klein eilandje in de Stille Oceaan, en daar een vergrijsde kluizenaar aantreffen, een blanke, die Engels blijkt te spreken. De soldaten vragen hem waarom hij daar woont.

I came here to forget, zegt de oude man.
To forget what? vragen de soldaten.
I don‘t know. I have forgotten.

(Uit: Een kuil om snikkend in te vallen, van Rudy Kousbroek)

1.1. Hoe werkt het geheugen

Niet alleen voor literatoren vormt het geheugen een rijke inspiratiebron. Ook voor psychologen is het geheugen van oudsher een belangrijk onderwerp van onderzoek geweest. Het geheugen is immers één van de belangrijkste aspecten van ons functioneren. Stelt u zich eens voor dat u geen geheugen had. Dan was u de vorige zinnen nu al vergeten. Sterker nog, u had die zinnen niet eens kunnen lezen omdat u de letters niet kende. U had waarschijnlijk niet geweten dat er iets stond.

Zou je weten dat je bestaat als je geen geheugen had? Zou je weten dat je een identiteit hebt? Ja, je bestaat wel, maar je zou het je niet realiseren: zonder geheugen geen bewustzijn.

De geheugenpsychologie bestudeert hoe mensen informatie in het geheugen opslaan, vasthouden en weer uit het geheugen ophalen. Vragen die in deze tak van de psychologie onder meer aan de orde komen, zijn ‘wat is de structuur van het geheugen?', ‘hoe kan geheugenverlies worden verklaard?', ‘hoe betrouwbaar is het geheugen (bijvoorbeeld bij getuigen in rechtszaken)?', ‘bestaat verdringing en is daar bewijs voor?', ‘kunnen mensen dingen onthouden die ze tijdens slaap of narcose horen?', ‘hoe vergeten we?', ‘waarom onthouden sommige mensen beter dan andere?', ‘kunnen vergeten dingen onder hypnose weer naar boven komen?', ‘kun je je geheugen trainen, en zo ja, hoe?', enzovoort.

Bij al dergelijke onderzoeksvragen komen de drie fasen van het geheugen — opslaan (encoderen), vasthouden (retentie) en ophalen (‘retrieval') — aan de orde. In de opslagfase vindt het waarnemen en verwerken van diverse zintuigelijke ervaringen plaats, alsook het vastleggen daarvan in het geheugen. De vasthoud- of retentiefase bestrijkt de periode tussen het opslaan van ervaringen en het ophalen daarvan. De ophaalfase verwijst naar het proces waarmee informatie al dan niet succesvol uit het geheugen wordt opgediept.

Een groot aantal factoren is van invloed op deze drie fases, en die bepalen mede of iets wordt herinnerd, en zo ja, hoe volledig. Informatie wordt bijna nooit in het geheugen opgeslagen in de vorm waarin we die informatie ontvangen. Het simpelste voorbeeld illustreert dat al: het onthouden van een telefoonnummer. We lezen het nummer in het telefoonboek en we onthouden het door het voor onszelf te herhalen: de visuele vorm is veranderd in een gesproken vorm. In andere gevallen is de vormverandering nog duidelijker. We onthouden van een gesprek of een roman niet de letterlijke bewoordingen, maar de grote lijn.

Dit laatste voorbeeld laat zien dat het geheugen vrijwel altijd selectief is. In een gesprek, bij het lezen van een boek, of bij het waarnemen van gebeurtenissen worden we overstelpt door informatie, en daaruit moeten we een keuze maken. Dit selecteren van informatie gebeurt voor het grootste deel onbewust. We onthouden de dingen die ons belangrijk lijken of waardoor onze aandacht getrokken wordt. Aan andere dingen besteden we geen aandacht, en die komen dan ook niet in het geheugen terecht.

Bij de vormverandering en het selecteren van informatie worden natuurlijk fouten gemaakt. We begrijpen in een gesprek niet altijd wat de ander bedoelt en van gebeurtenissen waarvan we getuige zijn, zien we belangrijke details over het hoofd . Het geheugen is dus niet alleen selectief maar kan ook makkelijk in de fout gaan. Desondanks hebben mensen vaak ten onrechte vrij veel vertrouwen in hun geheugen. Onderzoek heeft bij herhaling aangetoond dat mensen vaak evenveel vertrouwen hebben in juiste als in later onjuist gebleken herinneringen.

Een herinnering blijft als hij eenmaal in het geheugen is opgeborgen, veranderen. We denken vaak nog na over de dingen die we meemaken, en soms krijgen we nog nieuwe informatie over gebeurtenissen. Bepaalde opmerkingen in een gesprek blijven onbegrepen, tot we achteraf de informatie krijgen dat onze gesprekspartner ziek was of net was ontslagen. Dan vallen de dingen op hun plaats, en onze herinnering aan het gesprek verandert erdoor. Onze herinnering aan een gebeurtenis waar we bij waren, kan veranderen door de berichtgeving in de media (zie het interview met Hans Crombag).

Het ophalen van informatie uit het geheugen gaat vaak verbazend gemakkelijk. We hebben de betekenis van duizenden woorden paraat, we weten moeiteloos de weg te vinden in onze woonplaats en op alle plaatsen waar we regelmatig komen, we herkennen honderden gezichten zonder aarzelen. De capaciteit van het geheugen is zeer groot, en het is een wonder dat we daarin over het algemeen zo gemakkelijk de informatie kunnen vinden die in een bepaalde situatie nodig is.

Maar ook daar gaat het niet altijd van een leien dakje. We herinneren ons de naam niet van een bekende, of we kunnen niet op het Engelse woord voor ‘paraplu' komen. Soms vergeten we dingen, ze zitten dan niet meer in ons geheugen en we zullen de informatie niet kunnen vinden hoe zeer we ook zoeken in het geheugen. Maar vaak zit het er nog wel, en dan is het de kunst het te vinden. Het gaat er dan om goede cues (zoeksleutels) te vinden. Alle dingen die in het geheugen met de gezochte informatie verbonden zijn, kunnen als zoeksleutel dienen. Je zoekt de namen van klasgenoten uit je schooltijd. Een paar namen schieten je direct te binnen. Door met die klas bezig te zijn, je te herinneren waar je in de klas zat, wat je in de pauze deed, wie met wie speelde, waar de andere kinderen woonden, kun je geleidelijk steeds meer namen herinneren. Ook geuren en geluiden kunnen als zoeksleutel fungeren. Dit zoekproces blijft nieuwe herinneringen opleveren, ook na vele uren doorzoeken van het geheugen. Veel informatie waarvan we denken dat die vergeten is, zit dus feitelijk nog in het geheugen, het kan alleen erg moeilijk zijn die daar nog te vinden.

Zoals uit de voorbeelden wel blijkt, is het geheugen een verschijnsel met vele facetten. Sinds het begin van het moderne geheugenonderzoek in de negentiende eeuw hebben onderzoekers dit vanuit verschillende invalshoeken benaderd.

1.2. Een korte historische schets van de geheugenpsychologie

Raaijmakers (1984) geeft een overzichtelijke, historische schets van stromingen die van invloed zijn (geweest) op de bestudering van het geheugen.

De belangrijkste invloed is ongetwijfeld die van het associationisme geweest. Deze stroming, die terugvoert op de Griekse filosoof Aristoteles, veronderstelt dat wanneer twee dingen (‘elementen') tegelijkertijd of kort na elkaar in het bewustzijn komen, deze vervolgens met elkaar geassocieerd zullen worden. Die associatie maakt dat, wanneer je je van één van die twee elementen bewust wordt, het zeer waarschijnlijk is dat dat met het andere element ook gebeurt. Denk bijvoorbeeld aan een associatie als ‘erwtensoep-winter'.

Een doorbraak in de geheugenpsychologie kwam de vorige eeuw met het werk van de Duitse psycholoog Hermann Ebbinghaus. Hij was de eerste die de experimentele, natuurwetenschappelijke methode toepaste op de bestudering van het geheugen (lees: zijn eigen geheugen). Ebbinghaus construeerde onder meer lange lijsten met paarsgewijze, zinloze lettergrepen. Vervolgens ging hij na hoe lang het duurde, en hoeveel herhalingen het kostte, voordat hij een bepaalde lijst uit zijn hoofd had geleerd.

Een stroming die vooral begin deze eeuw invloed had, is het behaviorisme. Deze van origine Amerikaanse stroming was wars van mentale concepten als bewustzijn, perceptie, emotie, attitude, geheugen, etcetera. Behavioristen beperkten zich in de bestudering van dier en mens uitsluitend tot objectief, waarneembaar gedrag. Gedrag was niets meer dan een verzameling relaties tussen stimuli en responsen. Dat gold dus ook voor ons geheugen: wat wij onthielden, was niets meer dan aangeleerde relaties tussen bepaalde stimuli en de gevolgen van onze eerdere reacties daarop. Denk aan de honden van Pavlov die na verloop van tijd gingen kwijlen als ze een belletje hoorde, omdat ze dan wisten dat ze iets te eten kregen.

Dat mensen meer zijn dan kwijlende honden, toonde onder meer de Duitse Gestalt-psychologie aan. Deze beweging verzette zich tegen de beperkte visie van de behavioristen, en benadrukte onder meer de rol van organisatie in het geheugen. Informatie wordt spontaan onderling gerelateerd en gestructureerd, vormt zodoende ‘een geheel' en wordt daardoor beter onthouden. De bekende uitspraak ‘het geheel is meer dan de som der afzonderlijke delen' komt uit de Gestalt-psychologie.

Twee nog altijd invloedrijke stromingen bij de bestudering van het geheugen zijn het functionalisme en de cognitieve psychologie.

Het experimentele functionalisme bestudeert met name mentale processen, en de rol van functies als waarnemen en onthouden. Een belangrijke theorie van deze stroming is de zogeheten interferentietheorie: vergeten zou het gevolg zijn van interferentie (‘storen') door eerder of later geleerd materiaal. Zonder interferentie geen vergeten, er zou dan immers geen informatie hoeven ‘plaatsmaken' voor andere, nieuwe informatie.

De cognitieve psychologie bestudeert de mens als een informatieverwerkend systeem en gebruikt daarvoor de computer als metafoor. Toegepast op het geheugen: net als computers moeten mensen informatie verwerken, informatie opslaan in een geheugen en informatie weer terughalen uit dat geheugen. Vergeten is volgens deze benadering voornamelijk het gevolg van het om bepaalde redenen niet kunnen terugvinden van opgeslagen informatie.

De cognitieve benadering zet sinds de jaren zestig de toon in de bestudering van het geheugen. (Een recent in opkomst zijnde stroming voor de bestudering van het geheugen, het zogeheten connectionisme, zal nader worden toegelicht in het interview met Jaap Murre.) Het is onder meer de verdienste van de cognitieve stroming geweest dat er onderscheid wordt gemaakt in verschillende soorten geheugens. Dat is het onderwerp van de volgende paragraaf.

De moderne geheugenpsychologie draagt de sporen van deze rijke geschiedenis. Het geheugen wordt door psychologische onderzoekers bestudeerd in al zijn facetten: het ontvangen en onthouden van informatie, de groei van kennis, het verwerven van vaardigheden, de vorming van gewoontes, en zelfs de manier waarop eerdere ervaringen het gedrag beïnvloeden zonder dat we ons daarvan bewust zijn.